Archeologie is niet het eerste waar men aan denkt wanneer er een gebouw verrijst, of dat nou een bedrijfspand of woonhuis is. En toch is archeologie wel degelijk een belangrijk onderdeel van veel bouwprojecten. BouwBusiness sprak archeoloog Jesper de Raad over het hoe en waarom van deze wetenschap.
Tekst: Ward Maas
‘Alles wat uiteindelijk gevonden wordt is overigens eigendom van de provincie’
Beleidsarcheoloog
Jesper is een jonge, enthousiaste man uit Eindhoven, die werkt als beleidsarcheoloog voor Gemeente Nijmegen. Hij heeft zijn opleiding gevolgd in Deventer op het Saxxon. “Dat is de enige praktijkopleiding in Nederland, waar je echt het gravende werk leert. Op de universiteiten krijg je meer de theoretische vakken. Ik ben blij dat ik tijdens mij bachelor veel stages en praktijklessen heb gevolgd. Daarna heb ik nog wel een master gehaald in Leiden, met als onderwerp Archeological Heritage Management in a World Context. Maar eigenlijk is dat dus gewoon erfgoed beheer”, lacht hij. Na zijn studie heeft Jasper drie jaar gewerkt als gravend archeoloog door heel Nederland. Daar was hij voornamelijk bezig met boren, vertelt hij. “Je maakt dan eigenlijk een overzicht van wat er in de grond zit dat eventueel interessant zou kunnen zijn.” Voor zijn huidige baan hoeft hij het veld niet meer in. Als beleidsarcheoloog is hij nu vooral bezig met het proces. “Ik beoordeel de aanvragen voor bouwprojecten binnen de Gemeente Nijmegen. Als ons team vermoedt dat er iets archeologisch’ gevonden kan worden in een gebied, geven we aan dat er eerst onderzoek plaats moet vinden. Het graafteam voert dat plan uit en geeft ons de resultaten door. Soms vinden ze bijvoorbeeld erg veel van hetzelfde. Moet er dan doorgegraven worden? En wat moet er gebeuren als er ergens menselijke resten liggen?”

Dieptegrenzen en verwachtingskaarten
Maar wanneer wordt er dan precies archeologisch onderzoek uitgevoerd? “Stel, een projectontwikkelaar wil iets bouwen”, legt Jesper uit. “Dan wordt er een voorstel ingediend bij de gemeente. Dat komt binnen in ons systeem en moet dan gecheckt worden door verschillende afdelingen, zoals milieu, OCE (Opsporen Conventionele Explosieven) en dus ook archeologie. Ik controleer allereerst of we alle benodigde informatie hebben, want vaak mist er nog wel iets. Dan tekent een architect bijvoorbeeld een huis, maar zetten ze er niet bij hoe diep de fundering is.” Dit is belangrijke informatie voor beleidsarcheologen, omdat iedere gemeente een dieptegrens heeft met verwachtingen wat betreft mogelijke archeologische vondsten. De Gemeente Nijmegen hanteert bijvoorbeeld 30 centimeter als grens. Bouw je dieper dan dat, dan moet het voorstel beoordeeld worden. In een stad ligt die grens overigens vaak lager dan op bijvoorbeeld het platteland, zodat de boeren gewoon hun akkers diep kunnen omploegen en daar niet steeds een vergunning voor hoeven aan te vragen. De grenzen gelden voor grote bouwprojecten, maar ook voor kleine particuliere aanvragen zoals voor een kelder of uitbouw. Ook wordt er gewerkt met verwachtingskaarten. Op deze plattegronden is te zien of de verwachting dat er archeologisch materiaal ligt laag, middel of hoog is. Bij een laag verwachtingsgebied wordt een vergunning sneller verleend dan bij een hoog verwachtingsgebied. Dit is iets wat gemeentes ook zelf in kaart bepalen. “Als we zien dat er een hoge kans is dat er interessante archeologische stukken zouden kunnen liggen, dan wordt er eerst onderzoek gedaan. De kosten hiervoor liggen bij de initiatiefnemer van het bouwproject. Als uit het onderzoek blijkt dat het interessant genoeg is, dan wordt er daadwerkelijk gegraven. Alles wat uiteindelijk gevonden wordt is overigens eigendom van de provincie”, voegt Jesper toe.

De grondslag van onze cultuur
Wat vinden de projectontwikkelaars ervan dat ze eerst door dit proces van archeologie moeten gaan? “Meestal zijn ze het wel gewend. Ook al zijn de economische belangen hoog, het contact is meestal goed. Ons doel is om samen te werken”, zegt Jesper. “We zitten de bouw in principe ook nooit in de weg, omdat het vooronderzoek plaatsvindt tijdens de ontwikkeling van het project. Tenzij er natuurlijk per ongeluk iets gevonden wordt. Ook al vinden we dan altijd wel een oplossing, het is wel een beetje onhandig. Mijn werk is daarom om te voorkomen dat mensen per ongeluk iets vinden.” De meeste mensen die een voorstel indienen vinden het gelukkig ook belangrijk om te kijken naar de archeologie in een stuk grond. Daar is Jesper blij om. “We kunnen leren van het verleden. Archeologie speelt daar een belangrijke rol in, nog meer dan geschreven bronnen, vind ik. Archeologie helpt ons ook om meer inzicht te krijgen in ons leven van nu. Soms vinden we sieraden van duizenden jaren oud. Het is heel bijzonder om te beseffen dat mensen die voornamelijk bezig waren met overleven, ook nog tijd en energie hadden om zichzelf mooier te maken. Het is de grondslag van onze cultuur.

De beroemdste archeoloog
Het beeld dat mensen hebben is natuurlijk dat alle archeologische vondsten in een grote hal terecht komen, zoals in de films over Hollywood’s beroemdste archeoloog Indiana Jones. “In Nijmegen lijkt het daar best wel op”, geeft Jesper lachend toe. “Hier zit namelijk het depot van de Gemeente Nijmegen en Provincie Gelderland bij elkaar en daarom is het het grootste depot van Nederland, misschien wel van Europa!” Maar gek genoeg willen archeologen eigenlijk liever dat stukken in de grond blijven zitten. “Het ligt daar soms al duizenden jaren. Dat is de veiligste bewaarplek”, zegt Jesper. “Daarnaast hopen we dat er in de toekomst betere technieken zullen zijn om het op te graven, bewaren en onderzoeken. Net zoals we nu sinds kort DNA-onderzoek kunnen uitvoeren, zullen er over 100 jaar weer nieuwe technieken zijn. En heel eerlijk, een opgraving kost ook gewoon veel geld.”

Bouwfragmenten uit Nijmegen
Als archeoloog is het vinden van bijzondere objecten uiteraard fantastisch. Jesper gaat iets rechterop zitten als hij vertelt over een recente vondst in Nijmegen. “We hebben laatst een paar grote bouwfragmenten opgegraven die tijdens de Tweede Wereldoorlog kapot zijn gegaan. We weten nu dat één van de grote stukken een pijler was van het voormalige Canisius Ziekenhuis. Het depot zegt dat er eigenlijk al zoveel vergelijkbaar materiaal is, dat er geen plek voor is. Dus moesten we gaan bekijken wie het dan wilde hebben. Nu neemt het huidige Canisius Ziekenhuis het terug; ze gaan de pijler tentoonstellen in hun eigen tuin.” Ook in zijn vrije tijd laat archeologie Jesper niet los. “Er is nóg een fragment gevonden. Dat is ook groot, ongeveer één kubieke meter, en heel karakteristiek, gemaakt in de Jugendstil stijl. Ik weet zeker dat het van een bekende plek moet komen, maar tot nu toe weten we niet precies wat het is. Dus als ik thuis niks te doen heb kijk ik filmpjes over Nijmegen in 1920 om te kijken of ik het fragment ergens kan herkennen”, zegt hij glimlachend. “Dit maakt mijn werk echt heel cool.” •